Soms begin je met tegenzin aan een voorstelling. The Great Warmachine van experimenteel theatermaker Joachim Robbrecht, vangt weinig belovend aan. Eerst met een paar huishoudelijke mededelingen. Als toeschouwer mag je op de fatboys tussen de spelers zitten.
Die spelers zijn de Spaanse choreograaf Aitana Cordero, de Nederlandse acteur Louis van der Waal en de Japanse performer Tashi Iwaoka. Ze spelen drie gamedesigners die in hun bureaustoelen over het podium rollen. Ze praten aan een stuk door, in gebrekkig Engels, zonder ooit op te houden. Over de toekomst van computergames en van de mensheid in het algemeen en over het belang van oorlog. Een positieve herdefiniëring van het fenomeen oorlog, dat lijkt hun doel.
Na een tijdje komen ze uit hun stoelen en mengen ze zich tussen het publiek. Er worden tassen en jassen verplaatst, iPhones afgepakt, mensen aangeraakt of met fatboy en al over het podium getrokken. Concepten als individualiteit, privacy en bezit blijken betekenisloos voor deze figuren, geheel in lijn met wat ze allemaal uitkramen over drones, Frankenstein en internet in deze futuristische monoloog.
Dan gebeurt er iets geks. De temperatuur stijgt in het fel verlichte zaaltje. De muziek neemt toe in intensiteit. Elektronische soundscapes veranderen in harde electro-beats. En terwijl Cordero en Iwaoka een brute choreografie uitvechten, hoop je dat een van de spelers jou aanraakt, meeneemt en over de vloer trekt. Er gaat een zeldzaam infecterende werking uit van Robbrechts ritualistische performance. De tekst is nagenoeg onverstaanbaar. Het wordt ontiegelijk warm. Maar dat is bijzaak, want waar het hier om gaat, is of je je hebt laten aanraken. Sta je weer buiten en is je gemoedstoestand geüpdatet? Dat is wat telt. Ik voelde me springlevend.